
Alomtegenwoordig. Nooit leek Tadej Pogacar constanter te presteren dan dit seizoen. Van de woestijn in februari, de klassiekers in het voorjaar, de Tour in de zomer en nu ook nog eens zijn kampioenschapsqueeste in het najaar: maandenlang acteerde hij op de top van zijn kunnen, zonder een spatje verval te vertonen. Hoe komt het toch dat zijn vormcurve dit jaar zo weinig dalen heeft gekend?
“Tadej Pogacar soleert met overmacht naar rit- en eindzege UAE Tour”
Klinkt het bekend in de oren?
Op 23 februari dit jaar was het al een titel op onze website. Eentje ter gelegenheid van de eerste koers van Tadej Pogacar in 2025: de UAE Tour.
De Sloveen stond zaterdag in de Ronde van Lombardije aan de start van zijn 50e en laatste koers van het jaar 2025. En laten we eerlijk zijn: we hadden het merendeel van bovenstaande titel eigenlijk gewoon kunnen copy-pasten, toch?
Zo zie je maar dat er sindsdien eigenlijk maar weinig veranderd is.
Opnieuw was hij heer en meester. Opnieuw reed hij iedereen op een hoopje met een solo. De kers op de taart van een monsterseizoen.
Elke grote ronde die hij dit seizoen reed, heeft hij gewonnen. En minstens even straf: van de 13 eendagskoersen waar hij aan de start verscheen, won hij er 8 en stond hij slechts 1 keer niet op het podium (in Quebec, nadat hij ziek was geweest).
Ik heb er met stijgende verbazing naar gekeken.
Paul Van Den Bosch
Het zijn straffe statistieken, en zo rijst de vraag op: was hij ooit al constanter?
Van Abu Dhabi tot Lombardije: een seizoen lang leek Pogi in een hoogvorm te verkeren. Amper een barstje in het pantser te bespeuren, als een metronoom die maandenlang op het hoogste ritme is blijven tikken.
“Ik heb er met stijgende verbazing naar gekeken”, vertelt ook Paul Van den Bosch, die als coach al tientallen topatleten begeleidde. “Maar dit is toch du jamais vu.”
“Hij lijkt geen verval te kennen. Dat zie je bij geen enkele andere renner. Een Van der Poel heeft bijvoorbeeld periodes dat hij schittert, maar dan zie je hem weer even niet. Wout van Aert ook. En Vingegaard kiest bewust voor rittenkoersen en de Tour, maar staat elders niet op dat niveau. Pogacar is er élke keer.”
Tadej Pogacar wint meteen de UAE Tour.
Koning van de Coffee Ride
Het ziet er allemaal zo simpel uit, maar achter de solo’s gaat heel wat hard labeur schuil. En daar zit hem de sleutel tot het succes.
“Kijk, vandaag wordt het prestatieniveau van een renner bepaald door de belastbaarheid van die persoon”, legt Van Den Bosch uit. “Hoe hard kan iemand trainen zonder dat hij instort?”
“Ik zit al jaren in dit vak en heb de evolutie meegemaakt dat er veel meer getraind wordt dan vroeger. Elke renner zit tegenwoordig zeer veel op de fiets, maar wie kan dan ook nog eens het hardst gaan? Dat is de vraag. En ik heb al gehoord dat Pogacar daar toch een uitzondering in is.”
De Sloveen zelf gaf onlangs een zeldzaam inkijkje in zijn trainingsgeheim. In een video vertelde hij achteloos dat zijn duurtempo in zone 2 tussen de 320 en 340 watt ligt.
Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen (𝕏). U heeft hiervoor geen toestemming gegeven.
alsnog toestaan
Dat de video meteen viraal ging en in elk fietsgroepje werd gedeeld, vertelde op zich al het verhaal van de algemene verbazing.
“Dat is zo’n vijf watt per kilo bij hem”, schat Van Den Bosch in. “Voor de meeste renners is dat al een doorgedreven training. Hij kan dat zes uur aan een stuk volhouden …”
Waar anderen dus een periode van rust en opbouw nodig hebben, lijkt de Sloveen daarom bijna onvermoeibaar. Hij kan weken na elkaar intensieve blokken afwerken, zonder dat zijn lichaam in staking gaat.
“Pogacar is zo in staat om bijna elke training met een hoge intensiteit af te werken. Bij andere renners gaat dat in blokken, met dagen waarop ze gas terugnemen. Als hij een relatief rustige duurtraining doet, is dat met veel hoger vermogen dan de rest. Veel renners trainen dan ook maar één keer mee met hem (lacht).”
Zeker wanneer Pogacar zijn ritje dan ook nog eens doodleuk als een van zijn befaamde “coffee rides” bestempelt op zijn Strava.
Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen (Strava). U heeft hiervoor geen toestemming gegeven.
alsnog toestaan
Suikerspin
En dat rendeert rechtstreeks op een wedstrijddag – waar hij spreekwoordelijk zijn gewoonlijke cappuccino voor een ristretto inruilt. En eens écht doorduwt.
“Als hij in de Strade Bianche bijvoorbeeld nog in een groep van dertig man zit, rijdt hij vaak gewoon nog in zijn trainingstempo,” legt Van Den Bosch uit. “De anderen zitten op dat moment al op een veel hogere intensiteit. Dan ontbindt hij zijn duivels en rijdt hij weg.”
En belangrijker: dan blijft hij ook weg. Pogacar heeft van de solo tegenwoordig zijn handelsmerk gemaakt – en ook dat blijkt geen toeval te zijn.
“Als hij tijdens een wedstrijd nog in zone 2 aan het rijden is, is hij vooral vet aan het verbranden”, legt Van Den Bosch uit. “Zijn lichaam is dat gewoon, daardoor kan hij zijn suikers in tegenstelling tot vele anderen beter bewaren voor de finale. En dat stelt hem in staat om op het einde nog twee uur volle bak te rijden.”
Een vaststelling die zaterdag nog maar eens pijnlijk duidelijk werd door Evenepoel en co. Niemand probeerde het zelfs toen Pogi op 35 kilometer besliste om nog een extra versnelling te plaatsen.
En daar stopt het voordeel niet.
Is het je al opgevallen hoe fris en monter Pogacar er nog steeds uitziet wanneer hij van zijn fiets stapt? Alsof hij al hersteld is van zijn inspanning wanneer hij de finish bereikt heeft.
Ook daar schuilt een extra verschil met de concurrentie. Omdat Pogacar vaker in zijn zogenaamde “spaarstand” kan rijden, lijkt zijn lichaam aan een sneltempo te recupereren.
“Heb je hem al eens echt moe gezien? Ik heb zijn ogen ooit eens één keer dof zien staan op het WK in Zürich. Meer niet”, merkt ook Paul Van Den Bosch op. “Toen zag je: nu is hij echt over de limiet gegaan. Maar voor de rest … Meestal komt hij fris als een hoentje binnen. Hij lijkt zo moeilijk moe te worden en zo goed te herstellen.”
Een niet te miskennen hoeksteen in het leven van een renner: rijden, rusten, rijden, rusten, rijden, rusten …
“Dat maakt van hem het fenomeen dat hij is: de combinatie van bijna niet moe worden, heel snel herstellen na wedstrijden en trainingen, en toch heel hard kunnen trainen. Hij kan sneller weer intensiever beginnen te trainen na een zware inspanning en pikt zijn trainingsprikkels zo beter op. Dat is dan de sleutel tot het presteren op zo’n constant hoog niveau.”
Je zou het niet zeggen als je de pezige Pogi voor je hebt, maar vergis je niet: het is fysiologisch een “freak of nature” van de puurste vorm – meer machine en motor dan vlees en bloed.
Pogacar wint voor de 5e keer op een rij in Lombardije.
Mr. Cool
Al sluipt er één grote fout in het Pogacar reduceren tot iets robotisch.
Wie enkel de cijfers ziet, vergeet het hoofd dat daarvoor nodig is. Een ijzeren wil om te winnen. Want om zo’n seizoen vol te houden, heb je meer nodig dan sterke benen.
“Natuurlijk heeft zijn succes te maken met zijn genen, met zijn recuperatievermogen, maar ook met zijn mentale kracht. En dat mag je niet vergeten, noch onderschatten”, vertelt Paul Van Den Bosch. “Je kunt hard kunnen rijden, maar je moet het ook telkens kunnen opbrengen. Ook op training.”
Pogacar dwingt zijn constante niveau dus niet alleen af met louter talent, maar ook door zijn mentale weerbaarheid. Steeds moet hij de knop omdraaien. “Bij Pogacar zie je continu die honger om te presteren”, zegt Van den Bosch. “Hij staat overal aan de start om te winnen. Hij gaat overal, zoals we dat zeggen, à bloc.”
“En dat met het gewicht van torenhoge verwachtingen op zijn schouders. Hij lijkt er schijnbaar altijd zo rustig onder te blijven. Als hij afstapt, is hij de rust zelve. Ook als hij niet wint, blijft hij even kalm.”
Maar zelfs dán, op het moment dat hij eigenlijk ook niets meer te winnen had, vond Pogacar de kracht om nog één keer uit te halen.
Paul Van Den Bosch
Die koelbloedigheid is goud waard in een sport waarin stress vaak meer vermoeit dan de kilometers zelf. Waar anderen mentaal leeglopen, spaart Pogacar ook dáár zijn krachten.
“Hij slaagt erin om energie te sparen door steeds stoïcijns kalm te blijven. In wedstrijden ook: hij blijft rustig. Zelden zie je hem gesticuleren of zijn energie in anderen steken. Het enige wat we zien bij Pogacar, is dat hij naar het einde van de wedstrijd dan eens opzij kijkt, een vuistje maakt en lacht.”
Toch is hij geen machine. In de derde week van de Tour, toen het hoofd even protesteerde, “zag je dat het mentaal ook genoeg was geweest voor hem”, herkende Van Den Bosch.
“Maar zelfs dán, op het moment dat hij eigenlijk ook niets meer te winnen had, vond Pogacar de kracht om nog één keer uit te halen. Hij had die drive om die laatste rit op Montmartre nog te proberen winnen. En geloof me, uit ervaring weet ik dat zoiets enorm veel van een mens vraagt. Fysiek én mentaal.”
Want terwijl de koersfan zich stilaan lijkt te vergapen bij alweer een solo, is dat misschien net het grootste misverstand. De ogenschijnlijke vanzelfsprekendheid van zijn overmacht maskeert wat ze écht vraagt: telkens opnieuw opladen, telkens opnieuw de eenzaamheid van het kopwerk omarmen, telkens opnieuw die honger vinden om alleen te blijven rijden.
Zijn solo’s saai? Misschien. Maar dat zegt meer over ons dan over hem.